Kwalificaties en hun uitwerking op de fokkerij – verantwoording van de keurmeesters.

Onderstaand artikel heb ik vertaald uit het “Deutsches Windhundzuchtbuch” Band XXVII met inschrijvingen van de jaren 1974-1975. Het boek is uitgekomen in 1976 en het artikel is geschreven door de toenmalige voorzitter van de DWZRV en keurmeester, Karl-Heinz Nause.

Het artikel is uit mijn hart gegrepen en ik hoop dat zowel de exposanten als keurmeesters het ter harte willen nemen.

Kwalificaties en hun uitwerking op de fokkerij – verantwoording van de keurmeesters.

Als u besloten heeft om dit artikel te bestuderen en na de inleidende zinnen verder leest, kan ik u nu al verzekeren dat in deze bijdrage een thema van grote kracht maar ook met een grote belangrijkheid behandeld wordt.

Het gaat iedereen aan die met honden te doen heeft: de exposant, de fokker en niet als laatste de dames en heren keurmeesters.

Als men opmerkzaam door een hondententoonstelling loopt, of beter gezegd fokkerij-show, zal men vaststellen dat in de meeste ringen en daarmee bij de meeste competities een overwaardering van de honden plaatsvindt. Dat wil zeggen: het aantal kwalificaties Uitmuntend en Zeer Goed is veel te hoog en staat in geen verhouding tot de werkelijkheid! Goed of zelfs Voldoende zijn bij het vergeven van de kwalificaties een uitgesproken zeldzaamheid.

Ik heb gezegd: bij de meeste competities. Een paar hebben niet meegedaan aan de inflatie van de kwalificaties. De DWZRV behoort helaas niet tot deze prijzenswaardige uitzondering.

Degene die in de ringen de uitslagenborden bekijkt en bij 20 nummers 18 keer de kwalificatie “U” en 2 maal “ZG” leest, of, zoals het niet zelden voorkomt, achter alle nummers de kwalificatie “U’, dan moet het toch iedere objectieve toeschouwer duidelijk worden dat hier iets niet klopt! Om het heel duidelijk te zeggen: we laten onze fokkerij-showen daarmee tot een klucht worden.

Het spreekt geenszins voor de kwaliteit van de keurmeester wanneer hij uit angst, zich het misnoegen van de exposant op de hals te halen of niet zo snel meer een uitnodiging te krijgen om te keuren, zich tot een “U”-uitdeler laat degraderen.

Ik hoor letterlijk de protesten dat ik extreme voorbeelden aanvoer. Toegegeven, ik heb extremen gekozen om mijn bezorgdheid duidelijk te maken. Maar geloof mij, zo zelden zijn deze voorbeelden echt niet! Al is het niet altijd zo kras, de strekking blijft hetzelfde. Zonder meer is het mogelijk, dat de kwaliteit van een klasse werkelijk superieur is en alle honden een “U” verdienen. Vanzelfsprekend zullen dan ook alle honden de hun toekomende kwalificatie bekomen. Maar dat zal de grote uitzondering zijn en niet tot regel worden!

Laten we nog één keer de woordelijke betekenis van de kwalificaties duidelijk maken:

“voldoende” is: Een hond belichaamt de kenmerken van zijn ras in voldoende mate. Hij mag dus enige fouten vertonen.

“goed” is: Alle kenmerken van het ras worden in goede mate belichaamt. Enige gebreken zijn toegestaan. Hier wordt toch duidelijk lof gesproken door te verklaren dat de hond een goede vertegenwoordiger van zijn ras is.

“zeer goed” is: Men spreekt grote lof uit. Alleen nog kleine, onbelangrijke gebreken mogen aanwezig zijn opdat deze beoordeling gerechtvaardigd is.

“uitmuntend” is: De hond moet de kenmerken van zijn ras in voortreffelijke en volmaakte vormen in zich verenigen.

Het voor jachthonden uiterst belangrijke gangwerk heeft in de beoordeling een zeer grote betekenis.

Tot het rasbeeld behoort vanzelfsprekend ook het karakter en dat heeft op het vergeven van de kwalificatie een passende invloed. Daar moet bijzonder veel nadruk op gelegd worden omdat er vaak niet voldoende rekening mee wordt gehouden.

Gebreken in gangwerk en karakter moeten in de kwalificatie tot uitdrukking komen!

Als u de kwalificaties eenmaal vanuit dit gezichtspunt bekijkt, moet u met mij instemmen, dat sinds enige jaren er een voortdurende stijgende inflatie plaatsgevonden heeft. Bevorderd wordt deze tendens door de exposanten, die al een beledigde gelaatsuitdrukking tonen als hun hond maar een “ZG” heeft gekregen, in plaats van dat ze er blij om zijn dat ze een zeer goede hond bezitten. Door deze instelling wordt voor de keurmeester een objectieve beoordeling bemoeilijkt. Keurmeesters zijn ook maar mensen! Het is absoluut niet makkelijk om steeds de nodige strengheid op te brengen.

De kwalificaties hebben een grote betekenis voor de fokkerij. Iedere keurmeester moet zich van de verantwoording bewust zijn, die hij met zijn beoordeling op zich neemt. De ontwikkeling van de rassen ligt in belangrijke mate in de hand van de keurmeester. Natuurlijk worden die honden met de hoogste kwalificaties of titels in het bijzonder voor de fok gebruikt. Neigen de keurmeesters er naar om uitsluitend te hoge kwalificaties te vergeven, en worden deze honden op grond van de overwaardering in de fokkerij genomen, dan worden onvermijdelijk de fouten, die deze honden hebben, niet alleen door gegeven maar ook door het veelvoud aan nakomelingen vermeerderd.

Daar onze fokvoorschriften voor de aankeuring, en daarmee de fok toelatingseisen, minstens de kwalificatie “zeer goed” als één van de voorwaarden voorschrijft, valt dus al een zekere beslissing over een aankeuring op de show. Ook hierover zullen de keurmeesters duidelijk moeten zijn!

Bij het voorbrengen van honden voor een aankeuring, heeft de keurmeester de zwaarwegende taak om te beslissen: Zal de hem voorgestelde hond voor de fokkerij toegelaten moeten worden, ja of nee! Hij zal het moeilijk hebben om een bezitter duidelijk te maken, dat hij zijn hond niet fokwaardig vindt, terwijl de hond van zijn keurmeester collega’s de kwalificatie “ZG” heeft gekregen. De toch wezenlijk kritischere beoordeling van een hond op fokwaardigheid kan zo een beslissing beslist noodzakelijk maken. Daarom zal een keurmeester die bewust is van zijn verantwoording voor de rassen ook voor zo een beslissing niet terug deinzen. De breedte van de bloedbasis bij de meesten van onze jachthondenrassen, staat ons toe om alleen de honden met de beste aanleg voor de fok te gebruiken.

In het bijzonder bij de aankeuring, zal het karakter van de hond op de juiste manier beoordeeld worden.

Voor iedere keurmeester moet het bijeenkomen van meerdere tekortkomingen een grond zijn om de aankeuring van de hond af te wijzen. Als de aankeuring van een hond al eerder door een collega keurmeester is geweigerd, zal de keurmeester zeer opmerkzaam moeten zijn. De grondslag daarvoor is echter, dat de afwijzing van de aankeuring in ieder geval op de rugzijde van de stamboom in de daarvoor voorziene ruimte genoteerd wordt.

Als ik hier niets ontziend de feiten genoemd heb, ziet U in mij dan alstublieft geen muggenzifter die het beter wil weten. Ik heb mij als keurmeester ook door deze trend laten meeslepen. Wanneer we echter de schroeven aandraaien en weer tot de “reële kwalificaties” willen komen, dan is dat alleen mogelijk als wij allemaal, keurmeesters, fokkers en exposanten, in de eerste plaats bereid zijn om de vermeende strengheid er bij te nemen.

Pas als een “ZG” ons weer plezier geeft, hebben we het goede standpunt. Een eerlijke “ZG” zal de fokker alsook de eigenaar meer plezier doen dan een “U” met drie, vier of nog meer opgesomde fouten in het keurverslag.

Laten we hopen, dat wij deze correcte instelling weer vinden, voor het welzijn van onze geliefde windhonden.

Archieven